“Seltsam, im Nebel zu wandern”; het is wonderlijk in de nevel rond te dwalen. Zo begint een gedicht van Hermann Hesse. Ingrid heeft dit gedicht als jonge vrouw gelezen en het heeft – om heel andere redenen dan de dichter, want meer persoonlijke redenen - een onuitwisbare indruk op haar nagelaten.”
Im Nebel
Seltsam, im Nebel zu wandern!
Einsam ist jeder Busch und Stein,
Kein Baum sieht den andern,
Jeder ist allein
Voll von Freunden war mir die Welt,
Als noch mein Leben licht war;
Nun, da der Nebel fallt,
Ist keiner mehr sichtbar.
Wahrlich, keiner ist weise,
Der nicht das Dunkel kennt,
Dat unentrinnbar und leise
Von allem ihn trennt.
Seltsam, im Nebel zu wandern!
Leben ist Einsamsein.
Kein Mensch kennt den andern,
Jeder ist allein.
“Dit gedicht moet Ingrid op wel heel acute wijze hebben geconfronteerd met de ‘zijnsvraag’, de zingeving van haar existentie.
Het leven als jonge vrouw in deze tijd ervaart ze als een vaak heel pijnlijke opgave, een eenzame strijd waarin je jezelf moet waarmaken en affirmeren, in haar geval ook in het volle bewustzijn van de kracht en macht van het vrouw-zijn.
Het leven, hoeveel kronkelwegen het ook neemt, slaat hoe dan ook de richting in van ‘het pogen gelukkig te zijn’, niet naast mekaar maar met mekaar, in het volle besef van je ‘tijdelijkheid’ op deze wereld. Het is een van de weinige zekerheden in dit leven dat iedereen naast je, inclusief jezelf, slechts tijdelijk kan zijn. De evolutie zetten anderen wel verder na je dood. De zingeving en dus vervolmaking van je mens-zijn kan m.a.w. pas gerealiseerd worden in samenhang, samenwerking, samen-doen, jezelf te kunnen ‘geven’ aan anderen in plaats van louter ik-zuchtig en oppervlakkig naast elkaar te leven.”
Rudy Devuyst
“Een reeks werken uit de jaren ’95 tot ’97 plaatst ze onder de generaliserende titel “na het verval”. De toeschouwer ziet op het doek a.h.w. macro-opnames van kleine natuurelementen: uitvergrotingen van bloemen die zaad verspreiden, verwelkte planten waarvan de kern blijft voortbestaan en zich regenereert, zaadlobben, ontkiemende cellen, etc.
De natuurlijke evolutie van alle leven wordt hier bekeken en bevraagd en op humanistisch-filosofische wijze in kaart gebracht: in de verbondenheid met het natuurlijke leven is er plaats en bestaansreden voor elk van ons. De bloem die zaad verspreidt zál verwelken, maar in haar vergankelijkheid in staat zijn nieuw leven te wekken.
Zo ook moet de existentiële leegte, pijn en het lichamelijk verval de eenzame mens, die enkel de gegevenheid van het leven heeft gekregen en in een bedreigende werkelijkheid is geworpen, zuiveren en louteren om hem de kracht te geven tot geestelijke verrijking, wasdom en volle bloei te komen. De door eenzaamheid en leed gedeukte en gebuilde mens put uiteindelijk kracht uit zijn angst en onzekerheden en heeft dáárdoor een veel diepergaande dimensie bereikt.
De mens beseft dat hij, door zijn verbondenheid met de natuur, een structureel schakeltje uitmaakt van de kosmos. Hij kan vanuit het eigen ‘vergaan’ ‘vér-gaan’ als vergankelijkheid wordt opgevolgd door bloei. Zo is in dit leven, hoeveel bijtend zuur je erin moet verdragen, niets tevergeefs. Zo blijft voor het verwelkte, geknakte, ja zelfs afgestorven organisme een nieuwe toekomst weggelegd.”
Rudy Devuyst
“De werken van ’98 – ’02 plaatst Ingrid onder de noemer ‘Fortuna’. Nog cassanter en snediger dan voordien zoekt de kunstenares naar antwoorden op de ‘zijnskwestie’. In feite doet ze aan een fundamentele bevraging over het zijn of niet-zijn, het ‘to be’ or ‘not to be’, het ‘functioneren’ in deze waanzinnig tijd en de perceptie door anderen van wat als normaal en afwijkend functioneren wordt aangezien.
Bestaat er zoiets als de fortuin in het leven en in hoeverre worden de factoren geluk en ongeluk door het toeval bepaald?
De enorme creativiteit die Ingrid in haar jongste zoon waarneemt, in diens extreem andere manier van denken en tekenen, maakt haar artistieke zoektocht daarbij uitermate authentiek en oprecht aangrijpend.
Is het zo dat de menselijke geest geconditioneerd wordt van bij de conceptie of van bij de geboorte en wat zijn de consequenties hiervan?
Het zijn diepspittende vragen die in haar doeken worden gesteld en ons voortdurend tot herbronning over onze denkcriteria aanzetten.”
Rudy Devuyst